Het meisje gaat op reis
Het was een mooie dag in de maand mei.
De zon scheen op de blaadjes van de eik.
In de wei stond een geit.
En onder een kei zaten allemaal kriebelbeestjes.
Het meisje dacht:
“Wat een mooi weer! Ik wil op reis. Maar hoe?
Ik ben te klein om te zeilen.
Ik heb nog geen eigen auto.
Dus neem ik maar de trein.”
En weg was het meisje.
Op de trein zat een man en die man die zei :
“Meisje toch, je bent je eten vergeten.
Hier , neem een boterham met ei en wat preisoep.”
Het was zo leuk op de trein dat ze een liedje zongen over de paarse hei met op het einde een heel mooi refrein.
De conducteur gaf het sein en het meisje stapte uit.
Ze wandelde over het plein.
En daar zag ze een standbeeld gemaakt van klei.
Op het bordje kon ze lezen:
zoek het geheim van de elfen.
EINDE