Cultuurbeschouwing
Cultuurbeschouwing@FSD4T
Kinderen zijn vaak verwonderd. Uit verwondering en nieuwsgierigheid stellen ze vragen en doen ze uitspraken over alles om hen heen.
Cultuurbeschouwing is het samen oefenen in het beantwoorden van vragen en bespreken van kwesties die geen pasklaar antwoord kennen. Het is zoeken hoe we die kunnen verwoorden en vormgeven om te delen met elkaar. Het is gelijkenissen en verschillen benoemen om te begrijpen en samenhang te ontdekken. Het is zien dat de plek waar jij je bevindt en de tijd waarin je nu leeft jouw werkelijkheid mee bepalen. Het is merken dat tradities nooit af zijn.
Cultuurbeschouwen is geen vak, maar een cultuurbeschouwingspraktijk. Samen doen, ervaren, spreken naar aanleiding van heel diverse situaties en voorvallen en stilaan:
- een gevoeligheid en bewustzijn ontwikkelen voor wat waardevol is en wat ertoe doet;
- ervaren ‘een individu of een persoon’ te zijn in meerdere/verschillende groepen en ervaren wat het betekent om lid en deelgenoot te zijn van een groep in vrijheid;
- begrijpen dat we deel uitmaken van een ecosysteem, een groter geheel, lokaal en mondiaal;
- mogelijkheden leren kennen om in te grijpen in de kwaliteit van het leven;
- met een open blik en een onderzoekende houding de wereld proeven, ervaren, vorm geven,
- een ander perspectief kunnen innemen en van perspectief kunnen wisselen (empathie), meteen ook de basis voor mededogen en solidariteit;
- rituelen, tekens en codes kunnen lezen en ertussen kunnen schakelen;
- gevoel ontwikkelen voor de ziel der dingen, dingen die we niet weten en er toch zijn, die ons dagelijks leven overstijgen;
- vragen leren stellen: kritische, morele en existentiële vragen en die hun werk laten doen.
Dit alles kunnen we in 4 domeinen opdelen waarin kleine en grote mensen zich kunnen ontwikkelen:
- de morele of ethische ontwikkeling of vorming;
- de esthetische ontwikkeling of vorming;
- de kritisch-creatieve denkontwikkeling (filosoferen, onderzoekend leren en probleemstellend leren);
- de religieuze of spirituele ontwikkeling of vorming.
Cultuurbeschouwing verloopt niet in van tevoren vastgelegde stadia van ontwikkeling, wel in de zone van de naaste ontwikkeling die wordt uitgedaagd. Kinderen gaan die weg niet alleen. Ze doen dat in de context van coöperatief werken binnen een gemeenschap van onderzoek.
Cultuurbeschouwing is een term die door de overheid gebruikt wordt om levensbeschouwelijke vorming anders dan erkende godsdienst of niet-confessionele zedenleer aan te duiden in vrije scholen.
Cultuurbeschouwing staat niet los van de maatschappelijke opdracht: de leergebieden met ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Ze vormt de grond onder of een verbinding doorheen alle leergebieden. Leerlijnen binnen leergebieden zijn lineair. Een leerlijn cultuurbeschouwing is circulair omwille van die verbinding.
De school wil een cultuurbeschouwingspraktijk uitbouwen waardoor kinderen en volwassenen hun coördinaten leren kennen, samenhang leren zien en begrijpen. Cultuuruitingen uit het leven gegrepen zijn de start van cultuurbeschouwing.
Kinderen zijn vaak verwonderd. Uit verwondering en nieuwsgierigheid stellen ze vragen en doen ze uitspraken over alles om hen heen. Dat vraagt van ons – volwassenen – een empathische en onderzoekende houding. In deze houding zijn we model voor de kinderen. Het leren gebeurt wederkerig. Een leerlijn cultuurbeschouwing kan daarom niet alleen een leerlijn voor kinderen zijn. Kunnen we de vragen en uitspraken van de kinderen zien als een spiegel? Wat zeggen de vragen en antwoorden van de kinderen ons over hoe de wereld is georganiseerd? Waarin zijn kinderen onze leermeesters? Op welke manier doen ze dat? Omwille van deze wederkerigheid is een leerlijn cultuurbeschouwing circulair.
De leerlijn is ook circulair te noemen omdat het steeds maar weer doorlopen is van een cyclus. Het is steeds maar weer situaties creëren voor cultuurbeschouwing. Altijd opnieuw gelijkenissen en verschillen benoemen en onderliggende samenhangen ontdekken en begrijpen.
Hoe doe je dat?
Van “aandachtig kijken” naar “met aandacht ervaren”. We gebruiken daarvoor het beeld van “vliegeren” .
De vlieger is een symbool dat er ons, kinderen en volwassenen doet bij stilstaan dat wat we niet ‘zomaar’ iets aan het doen zijn. Het geeft ons de kans een stapje achteruit te zetten, de dingen van verderaf te bekijken, even stil te staan bij wat wij gewoon vinden.
Vliegeren, heb je dat al eens gedaan? Zoniet, kan je het je voorstellen? Voel de kracht waarmee je op de grond staat, de sturing in je armen, de touwtjes in de vingers, de wind in de vlieger, de coördinatie en de wending van je lichaam? Hoor je de wind? Ruik je de geuren van de omgeving? Zo is het ook met cultuur. Cultuur dat doe je, dat ervaar je. Vaak zonder je er bewust van te zijn. Liedjes, spelletjes, gedichten, tafelmanieren, manieren om goedendag te zeggen en te spreken met elkaar, gewoonten, gebruiken, tekenen, schilderen, dansen, beelden maken, …
Cultuurbeschouwen is ervaren met aandacht.
Dan vliegt de vlieger de lucht in. Verbeeld je wat je allemaal kan zien vanuit de lucht en wat je niet kan zien vanop je plaats op de grond. Je kan het landschap overschouwen, jezelf zien staan. Het is afstand nemen van de situatie en overwegen dat het anders zou kunnen zijn. Het is een ander perspectief kunnen innemen en perspectief kunnen wisselen. Het is je verbeelding gebruiken, je kunnen inleven in een ander.
- Waarnemen met aandacht vanuit een onderzoekende houding?
Wanneer wordt zien kijken?
Wanneer wordt horen luisteren?
Wanneer wordt opsnuiven van een geur ruiken?
Wanneer wordt tasten voelen?
Wanneer merk je dat je vrolijk bent of bang?
- Verwoorden
De dingen een naam geven. Welke betekenis heeft de naam?
De dingen benoemen. Wat is een juist woord? Welk woord dekt de lading?
De dingen precies benoemen.
De dingen verhalen.
De dingen symboliseren.
- Vergelijken en verder onderzoekend vragen
Altijd letten op gelijkenissen én verschillen. Wat is gelijk, wat is niet gelijk? Wat is hetzelfde, wat is verschillend? Wat blijft gelijk? Wat verandert? In welk opzicht zijn ze gelijk en in welk opzicht verschillend? Wat hoort erbij en wat hoort er niet bij? Wat zie ik en wat zie ik niet (met al mijn zintuigen)?
- Verbeelden en vormgeven (maken)
Van beleven, fantaseren en onderzoek naar het tastbare. We maken dingen om uit te drukken wat we bedoelen: een kleiwerk, een gedicht, een dans of een kaplabouwwerk.
De klas én de school zijn een gemeenschap van onderzoek. Een plek waarin we de voorlopig beste kennis samenbrengen. We onderzoeken hoe we samen vooruit komen in het leren en het leven . We leren tekens en codes begrijpen en gebruiken. We ontwikkelen gevoeligheid voor betekenisgeving en symbolisch bewustzijn:
- door onderzoekende vragen te stellen;
- door te filosoferen;
- door dingen te maken en kunsten als bron te zien.
Van beschouwen naar cultuurbeschouwen:
Cultuurbeschouwen is met aandacht ervaren, onderzoeken en blijvend vragen stellen, verbeelding gebruiken om iets vorm te geven, maar ook een engagement, telkens opnieuw.